Eind oktober vorig jaar brouwde ik de Kiwi Tripel. De inspiratiebron: de Westmalle Tripel. Blond, ver uitgegist (dus straf en niet zoet – de val waar de meeste tripelbrouwers in trappen), en met een typische Belgische Abbeygist. Het enige verschil: in plaats van een klassieke, nobele hop uit onze regionen koos ik voor 100% Nieuw-Zeelandse hoppen: Wakatu als bitterhop, en Nelson Sauvin als aroma- en dryhop. Naar mijn gevoel (en hoop) waren die hoppen mooi complementair met de gist. Tijd om droom en daad aan elkaar te toetsen.
Uitzicht: mooie, stabiele schuimkraag die redelijk standvastig is. Niet zo mooi als de Westmallekraag, maar best ok. Goudgeel bier, dus ook wel wat donkerder dan een echte tripel. Iets teveel speciaalmout dus, maar dat komt de complexiteit ten goede. Mooie parel, en helder.
Geur: hier wordt het interessant. Een beetje citrus, van de Wakatu. Vineuze tonen, van de Nelson. En dan, inderdaad: de o-zo-herkenbare banaantjesgeur van de Westmalle Tripel. Een apart triootje, maar wel eentje waar je goesting van krijgt. Om te proeven, bedoel ik dan.
Smaak: eerst komen de hoppen binnen, met een fijne bitterheid. Wat zeste, gecombineerd met de typische aardse tonen van de Nelson. De alcohol is – hoe kan het ook anders – merkbaar aanwezig. Kleine zoete toets, die wat weerwerk biedt aan de hoppen. En het zijn vooral die hoppen die blijven hangen: mooie, droge afdronk, die van geen ophouden weet. Fijn.
’t Is duidelijk: de Nelson maakt van deze tripel een geslaagd experiment. Spijtig genoeg is deze hop schaars geworden, omdat hij zo in is. Hopelijk kan ik hem nog eens vinden, want deze tripel wil ik graag nog eens brouwen. Cheers, en tot de volgende!